Het is half april en buiten is het 9 graden. Na een uurtje onkruid wieden zijn mijn handen kil. Even naar binnen voor wat warmte. Genietend van een slok warme chocolademelk glijden mijn ogen langs de boekenkast in mijn Huuske. „Mosalect“, een boek met een verzameling van teksten, verhalen en gedichten in het Limburgs dialect (of is het toch Limburgse taal) vraagt om gepakt te worden. Mijn aandacht blijft hangen bij de naam Frans Erens.
Op de weg naar het volkstuinencomplex, tegenover het bruggetje, staat een monument mede ter herinnering aan deze Schaesbergse schrijver die leefde van 1857 tot 1935. Hij schreef over het dagelijks leven (ook over zijn geboorteplaats Schaesberg, waar hij graag vertoefde) en de volgende tekst kon hij wel geschreven hebben in onze volkstuin.
De beie soeme, de hommels bromme en vlege op de violette blumpkes; ´t is werm, ´t is werm. Blauw en hoeëg is der hiemel geschpanne booëve de eeëd. De kriekels zinge onger de heischtruuk wie fiene triangele. Me huurt nieks es gesoem van beie en hommels, die ronk vlege baove de blumpkes en zich naovlege en schpiele in de loch en da gont zitte en der hoenig zoege en dan wer wegvlege, en dan kroepe de hommels nao de eeëd in, woe ze hun nester hant en de beie in de kare.“
Ik leg de bundel terzijde en ga weer naar mijn moeizaam opkomende aardbeienplantjes om ze te ontdoen van ongewenste plantjes.
Warme groet, HannaH